Het westen van Cuba: Palmen en Plantages

Op pad met de huurauto


Wachten, deze keer op de huurauto. 'Mijn vriend komt zo,' zegt de man gekleed in een keurig wit overhemd vanachter het tafeltje met daarop een bordje van Cubacar en zowaar een computer met beeldscherm, 'de auto wordt nog nagekeken en gewassen.' Twintig minuten later arriveert de beambte van Cubacar in het afhaalhotel. Iedereen in het hotel waar hij zijn éénmanskantoortje heeft, wordt door hem hartelijk begroet met een kletsende handdruk, een klap op de schouder (m) of een zoen op de linkerwang (v). Naar ons toe kijkt hij wat moeilijk en hij begint onmiddellijk druk te bellen. Uit de flarden Spaans die ik begrijp, maak ik op dat hij niet weet waar de auto is. Hij gebaart ons te wachten en loopt het gebouw uit. Wanneer hij terugkomt, moeten we hem volgen met onze bagage. In een luxe auto brengt hij ons kriskras naar een ander, zeer chique hotel, waarschijnlijk slechts twee straten verderop. Opnieuw een mannetje achter een tafel, nu met een formulier en onze naam op een excelsheet op het beeldscherm. We vullen braaf alle regeltjes in, voldoen onze betalingen en wachten vervolgens op de auto die nog gewassen moet worden. Na anderhalf uur rijdt hij voor, onze witte Kia Picanto met airco en herkenbaar nummerbord beginnend met een T (inderdaad van toerist).

Cemeterio de Colon


 

Martijn rijdt als eerste, ik navigeer. We negeren het getoeter, proberen de eenrichtingsverkeersbordjes te volgen en bedenken dat het lastig zoeken is zonder straatnaamborden. Het rechthoekige stratenpatroon is gelukkig enigszins overzichtelijk. Het Plaza de la Revolucion wil nog wel lukken, maar dan zoeken we de Cemeterio de Colon, de meest protserige begraafplaats van Cuba uit 1871 met een paar honderdduizend graven. Iedere familie wil het mooiste graf hebben en het witte marmer schittert ons in de felle zon tegemoet als we langs de uitgestrekte muur de ingang hebben gevonden. We bekijken het monument voor de 28 omgekomen brandweermannen bij een brand in 1890 en La Milagrosa, de vrouw van de wonderen, een bedevaartplek voor de Cubanen.

De stad uit, het land in

Op gevoel en de zonnestand raken we de stad uit, vinden de A4 en de afslag die ons naar de Carretera el Norte brengt. De snelweg is eerst zes en later vier banen breed, we weten niet waarom, er zijn momenten dat we zowel voor als achter ons geen enkele andere auto zien. Duidelijk is dat de eerste rijstrook bedoeld is voor langzaam verkeer: paarden- en ossenkarren, fietsers, lifters, tractoren en trage vrachtwagens. De linkerbaan heeft meestal de minste gaten, maar het blijft opletten. Onder viaducten en bij kruisingen staat het vol mensen die hopen door één of ander vervoermiddel meegenomen te worden naar de volgende plaats. In een land waar auto's zeldzaam zijn, bussen overvol en de armoede groot, wordt elke plek bevochten en benut.

 

Het is spannend en heerlijk om een onbekende wereld in te rijden. We vergapen ons aan palmbossen, nog onbekende plantages, wuivend suikerriet en dorpjes met gekleurde bungalowachtige huizen met veranda'servoor, waarbij de kleur roze favoriet is. Overal hangt fris wasgoed en voor elk huis staan twee schommelstoelen in afwachting van de eigenaren na afloop van hun werk.


Met een paar woorden Spaans weten we elke kruising zonder richtingsborden uiteindelijk in de goede richting te passeren en rond lunchtijd stoppen we bij een uithangbord met nog net leesbaar 'restaurant'. Op het lager gelegen terras krijgen we de bekende rijst met bonen voorgeschoteld, kip, komkommer met tomaten, schijfjes fruit en vandaag ook gefrituurde chips.

De oceaan rechts van ons laat zich niet vaak zien, wel doemen links van ons de bergen van Las Terrazes op en later van Vinales: groene bulten die haast loodrecht uit het landschap opstijgen en begroeid zijn met palmen.

Een paar kilometer voor La Palma springt een man voor onze auto, een nogal vrije manier van liften. Verlegen is deze Engelssprekende gids afkomstig uit Vinales niet. Hij wil graag mee naar zijn dorp en we besluiten dat maar te doen. Als een echte Cubaan praat hij voor tien. Hij nodigt ons uit voor een quick tour door de sigarenboerderij waar hij werkt. Ook al is hij afgestudeerd landbouwkundig ingenieur, in de toeristenindustrie zit je toch het dichtste bij het financiële vuur, zo leren we al snel.


Martijn krijgt een paar sigaren voor 'in the casa tonight' en Miquel trakteert ons op versgeperst sinaasappelsap. Puur natuur herhaalt hij regelmatig, zoals alles in de boerderij. Natuurlijk moeten we een paar sigaren kopen en bij voorkeur boeken we ook een excursie over de tabaksplantage bij hem. Dat hebben we echter al vanuit Nederland gedaan, vermoedelijk bij de concurrent. Bij het uitstappen in het dorp vraagt hij nog om een zakcentje voor alle gratis informatie die hij ons heeft gegeven en omdat hij ons zo goed de weg heeft gewezen! Hij stapt uit voor de kroeg.





Onze casa is één van de gekleurde bungalows. Moeder en dochter runnen een eenvoudige groene casa. De kamer heeft geen ramen en ligt aan een overdekte binnenplaats die uitloopt in een fraaie, koele tuin met schommelstoelen en zitjes. 'Willen jullie morgen in de casa eten?' vraagt dochter en dat slaan we niet af.

Het is al laat als we de levendige hoofdstraat van Vinales in lopen. Iedereen van jong tot oud, Cubaan en toerist is op straat, praat, lacht, danst en flirt. Uit elk café en restaurant klinkt muziek. Het dorp barst van het jong ondernemerschap en huis aan huis is de eigenaar een casa of restaurant gestart, restaurants met kleine verhoogde terrassen voor vaak maar vier tafeltjes. De menuvariatie is beperkt en lijkt in de meeste gevallen sprekend op onze lunchmaaltijd, waarbij de kip wordt afgewisseld door porc of beef. Soms staat er pizza op de kaart. Met een lokale cerveza erbij, vooral de Boucaneer is lekker pittig, komen we de vakantie wel door. Vitamines komen we met al dat fruit vast niet tekort.

Tabaksplantage

In het dorp wenst iedereen ons al een goed nieuw jaar. Morgen is het oudjaarsdag en op de schommelstoelen voor de huizen is een pop geplaatst met een sigaar en een fles rum in zijn hand. Meestal zijn het mannelijke poppen bij wie soms een sigaar uit het kruis steekt. Of dit slechts grappig is bedoeld of nog verwijst naar vruchtbaarheid is ons niet duidelijk geworden, in ieder geval wordt het oude jaar vrolijk uitgeluid.


Met nog enkele andere toeristen van verschillende nationaliteit wandelen we met gids het dorp uit. Naast de verschillende toeristencasa's ontdekken we in sommige huizen ook bedrijfjes, een meubelmakerij, fietsenmaker of er wordt buiten aan een auto gesleuteld. Twee oude mannen slepen een antiek, gammel lasapparaat naar een plek met elektriciteit.


Het is prachtig om te zien hoe planten die het bij ons uitsluitend binnen op de vensterbank doen of met veel zorg en bescherming in de tuin, hier weelderig bloeien en vele malen groter worden. Een kleurenpracht aan oleanders, hibiscussen en lelies overdondert ons.


We wandelen langs alle fases van de tabakscultuur. Verweerde, gerimpelde mannen hakken handig met een klein mesje de grote bladeren van de tabaksplanten en binden ze in bosjes bijeen. Op lange rekken hangen de bossen bladeren te drogen, later worden ze naar binnen gehaald om verder te drogen. De plantages bestaan meestal uit drie velden, opgebouwd van net geplante stekken tot volwassen te oogsten planten. De planten hebben maar drie maanden nodig om volgroeid te zijn in het klimaat zonder seizoenen. Van de onderste bladeren worden sigaretten gemaakt, de mooie grote bladeren worden gebruikt voor de sigaren. De sigaren uit Vinales zijn natuurlijk de beste.


Naast de kleurige boerderijtjes met schommelstoelen staan grote overkapte schuren waar de tabaksbladeren verder worden gedroogd. De kleinzoon van de boer laat in een van die schuren zien hoe het rollen van de sigaar volgens oud gebruik verloopt. Hij snijdt de nerven uit de bladeren en stapelt de helften op elkaar. De punten worden eraf gesneden en als vulling op de bladeren gelegd. Een beetje honing op het laatste blad dient als lijm en deze wordt strak om het geheel gerold. Vierentwintig uur drogen in een hechte verpakking en de sigaar is klaar voor gebruik. Martijn proeft er één; het mondstuk wordt eerst in de honing gedoopt voor een zoetere smaak, daar moet je van houden. Ik neem ook een trekje, maar weet niet zo goed wat ik moet proeven. Het levert in ieder geval geen hoestbui op.


Buiten hangen twee skeletten van schapenkoppen in een boom, versiering of bezwering? Een enorme boomrat klimt er tussendoor en kijkt ons eigenwijs aan. De gids geeft hem een nootje als beloning en onze camera's knippen braaf. De gids vertelt dat er wel slangen zijn op Cuba, sommige zijn drie of vier meter lang, ze zijn niet giftig.




We klimmen een stuk over een zadeltje tussen twee heuvels door en betreden het gebied waarvoor we zijn gekomen: de mogottes. Rondom een lieflijke kom reizen de bergen als olifantenruggen omhoog. Het zachte gesteente tussen de bergen is geërodeerd en laat een groene vlakte achter waaruit de bergen rechtop omhoog steken. De bergen zijn volop begroeid met palmen. Het enige dat we horen is een orkest van verschillende vogeltonen.


Op de weg terug naar het dorp komen we langs kleine velden met bananenbomen en kokosnoten hangen in de palmen. We staan af en toe tussen manshoge mangobomen en de gids wijst ons op een dikke boom die als wijze man wordt beschouwd. Aan de voet staan beeldjes tussen de wortels en als je drie keer om de boom loopt, helpt hij je beter worden of een kindje krijgen. We blijven even staan.


Bij een groengeverfde boerderij lopen varkens en er staan magere paarden op het land. Een paar jongetjes jengelen om ons heen in de hoop dat je ze voor een peso op de foto zet, een brommertje staat met twee pothelmpjes op het zadel voor de deur en binnen klinkt vrolijke salsamuziek. Achter het huis hangt wasgoed te drogen en een man parkeert zijn ossenkar voor de deur. Hij vloekt en tiert en dirigeert de ossen een paar stappen voor en achteruit om de kar precies op zijn goede plek te krijgen.



Op de grond liggen als achtergelaten wc-papier zilveren bladeren. Het zilver vormt de achterkant van grote vingervormige bladeren. Met een veelzeggende glimlach zegt de gids: 'Dit zijn mother-in-law-bladeren.

Caya Jutias

Er moet een fantastisch strandje zijn niet al te ver van Vinales aan de Atlantische oceaan. Eerst gaan we op zoek naar een kammetje, het enige dat we vergeten zijn en winkels hebben we nog niet gezien. Het is voor het eerst dat we daadwerkelijk met Fidels communisme worden geconfronteerd: als je al geld hebt, is er niets dat je kunt kopen. Bij de staatswinkels staat een vrouw in uniform die je streng aankijkt als je binnenstapt en je bonnetje weer controleert als je de winkel verlaat. In een soort supermarktje worden frisdrank, rum, koekjes, pasta en sauzen verkocht. In de speciale Cubaanse winkels zijn rijst, suiker en meel alleen met bonnen te koop. En als de verkoopster van de ene winkel geen idee heeft waar we een kam zouden kunnen kopen, vinden we in de naastliggende winkel onder een heel lange toonbank een stapel grove bruine kammen.  

De weg naar Caya Jutias voert langs enkele grotten, mooi, maar voor een andere keer. De weg begint redelijk en wordt geleidelijk aan stiller en slechter. In een laag tempo duurt vijftig kilometer best lang. Het schiereiland strekt zich als een langgerekte moerasachtige landtong met verspreid liggende palmbomen uit in de oceaan. Tot aan de laatst bocht zien we wel oceaan, maar geen strand. Het bijna eindpunt (het ware toeristenstrandje blijkt nog twee kilometer om de hoek te liggen) ligt als een klein paradijs voor ons. In een halve cirkel omzoomt het gele strand de groen-blauwe oceaan, op de kop staat een gelig staketsel als vuurtoren. Golven klappen wit schuimend op het strand en een enkel boom danst op hoge wortels boven het water. En er is helemaal niemand.


We nemen een duik en vleien ons neer op het strand. Af en toe stopt er zo'n mooie oldsmobiel en neemt iemand een foto van de baai. Ze rijden allemaal door naar het 'echte strand'.  Een stel fietsers groet ons en rijdt door naar de vuurtoren, vermoedelijk op zoek naar een plek om de tent voor de nacht op te slaan.


Rozig aanvaarden we de terugweg. Avontuurlijk als we zijn, maken we een rondje van de terugweg en dat hadden we beter niet kunnen doen. Wat volgens de kaart een doorgaande weg had moeten zijn, blijkt een weg met meer gat dan asfalt. Het wegdek golft, krult op en het lijkt alsof er een grote kaasschaaf over het warme asfalt heeft geschraapt, waarna het in bulten en hopen is opgedroogd. Af en toe is het asfalt helemaal weg en resteren enkele tafelbergachtige slierten. De wegen in Rusland zijn er niets bij. We komen opvallend weinig tegenliggers tegen en het uur U, de inval van de duisternis, nadert. De schemer komt ons al achterop. Vanaf het point of no return, altijd lastig te bepalen, is teruggaan geen optie meer en we ploeteren verder. De bergen om ons heen kleuren rood.
Nog net in de schemer halen we de plek waarop de weg weer bekend is en breder wordt, er is zelfs een tankstation. Een dankbaar kruisje is op zijn plaats.

Als beloning worden we verwend door onze gastvrouw en haar moeder die kip en vis voor ons hebben klaargemaakt met natuurlijk enorme schalen rijst met bonensoep, fruit en lokale specialiteiten als gebakken banaan en chips. En wat is die cerveza vanavond goddelijk.

Door de bergen naar Soroa

Bij het ochtendgloren zoeken we een uitzichtpunt op om de hele vallei van Vinales in een oranje gloed te zien ontwaken.


Onze gastvrouwen wensen ons bij vertrek een goed nieuw jaar en veel vrolijkheid. We hebben nog niet genoeg van de bergweggetjes en aangezien we een korte afstand voor de boeg hebben tot aan Soroa, kiezen we voor de weg door de bergen in plaats van de grote weg eromheen. Eerst kijken we opnieuw onze ogen uit naar de vloot van paard en wagens, fietskoeriers en hoog opgeladen karren op de weg en de geiten, kippen en varkens die in de berm scharrelen. Lieflijke dorpjes liggen in een bergkom en af en toe sleutelt er iemand aan de kant van de weg aan of onder zijn auto.

Allengs wordt het toch al schaarse verkeer minder en uiteindelijk nihil. Dit, zo krijgen we door, gaat gepaard met het slechter worden van de weg. De omgeving is adembenemend en we hebben tijd genoeg. Onze enige zorg is of de auto het houdt. Martijn is bang voor lekke banden en ik denk aan veren en schokbrekers. De thuis uitgezette routes over 'witte weggetjes op de kaart' in het vervolg van de reis lijken een steeds minder goed idee. Na bijna drie uur ploeteren hebben we zestig kilometer afgelegd en komen we weer in de bewoonde wereld met huizen en een redelijke weg.

De zoektocht naar een lunch is een hele uitdaging. We duiken een Cubaans, niet zo toeristisch restaurant in en schrikken van de prijzen. Na één drankje, dat bij het afrekenen onverwacht spotgoedkoop is, verlaten we de tent. Bij een markttentje op de hoek bestellen we een 'hamburger' en 'kroketten'; gefrituurde plakken en staafjes met een kleffe vulling. Onder hilariteit van de omstanders rekenen we niet begrijpend alweer een spotgoedkoop bedrag af, 50 cent voor twee broodjes. Het wisselgeld levert problemen op, de juffrouw gaat op zoek. Langzaam dringt het tot ons door dat de prijzen in dit niet-toeristische plaatsje in CUP's zijn aangegeven, de lokale peso's. Ik krijg een stapeltje onbekende briefjes en muntjes in mijn handen gedrukt en moet maar geloven dat de wisselkoers juist is. Dit onderdeel van Cuba hebben we nog niet onder de knie.



Net iets buiten Soroa ligt op beboste heuvels een hotelcomplex in jaren vijftigstijl, maar wel compleet met zwembad, palmen, kamers als appartementen én een bar waar ze cocktails verkopen: luxe in vergane glorie. We hebben vreselijke recensies gelezen over dit hotel: viezigheid, kakkerlakken, een gesloten zwembad. De kamer is weliswaar spartaans ingericht, maar verder oké, het zwembad is groot en schoon en we hebben een gezellig zitje buiten met onze kamer.

Salto y Mirador de Soroa

Aan de overkant van het dal waar ons hotel ligt, kun je lopend naar een waterval. De Cubanen hebben het toerisme ontdekt en we betalen 3 CUC toegang, de Cubanen zelf een fractie daarvan. Een stenen pad slingert zich door het bos en na enkele kleine stroomversnellingen bereiken we de bovenkant van de waterval. Met een hoogteverschil van zo'n vijfentwintig meter stort de witte massa zich over een grote rotspartij in een ronde kom. Het is een groene oase.

Beneden staan kraampjes waar een groepje mannen verschillende soorten vers sap verkopen. Het paradijs is er niets bij. Tussen twee bomen is een scherm van riet en bladeren opgesteld, waarachter we ons om kunnen kleden. De wetgeving ten aanzien van bloot is streng in Cuba. Het water is fris en heerlijk en we duiken onder de kletterende waterval door.


 

De man bij de toegangspoort vertelt dat er ook een mirador is, een uitzichtspunt, vijtien minuten klimmen begrijp ik. Na een half uur stevig stijgen, bereiken we een open gedeelte in het dichte bos van waaruit je ver kunt kijken. We rusten uit op een bankje tegenover een tafel waarop een paar bananen, mango's en sinaasappels liggen uitgestald en waar je kettinkjes kunt kopen. De bijbehorende Cubaan komt uit het niets opgedoken. Ondertussen lopen een paar mensen achter ons langs en komen er ook mensen uit tegenovergestelde richting. Vermoedelijk is dit niet de mirador waar het om gaat. Ik klim nog twintig minuten verder. Zou hij dan vijftig minuten hebben gezegd? Na een laatste brokkelige trap in de rotsen is daar de top van de berg, de gieren cirkelen rondom hun mogelijke slachtoffer en op één van de hellingen waarop ik uitkijk, steken de pasteltinten van ons hotelcomplex met het turquoise zwembad water onnatuurlijk af tegen hun omgeving. Het honderd graden-uitzicht gaat tot ver buiten de bergen.



Soroa is de plek waar we oud en nieuw vieren. Om zes uur 's avonds is het in Nederland twaalf uur. We proosten met onze eerste cocktails, een Cuba Libre en een Daiquiri, en maken een nieuwjaarsduik in het zwembad, lekker temperatuurtje. Een uur later volgen de Engelsen. In het restaurant is voor een buffet gezorgd dat begint met een assortiment van dulces: zoete koekjes. Waren we net gewend aan bier in een limonadeglas, hier wordt het zorgvuldig in een groot wijnglas voor ons ingeschonken alsof het een peperdure tien jaar oude wijn is. In de bar bij het zwembad wordt vanavond een speciaal programma verzorgd. Aangezien we nog niet helemaal bijgekomen zijn van onze jetlag, gaan we eerst nog even op bed liggen. We zullen twaalf uur niet bewust meemaken.

Las Terrazas

Het uitstapje dat je in dit gebied moet maken, is een dagje naar het nationaal park Las Terrazas, rondom het gelijknamige model- en kunstenaarsdorp. Vanaf Soroa is er maar één weg naar het gebied. We kunnen de start van onze wandelplek niet vinden en rijden haast ongemerkt, nu ineens via een slagboom, het gebied weer uit. Als we omkeren moeten we vanaf deze kant bij de slagboom toegang betalen. Het is vandaag half geld omdat het nieuwjaar is en omdat de banjo's, de openluchtbaden niet toegankelijk zijn vanwege een internationale meeting.Het belooft weer een dag vol verrassingen te worden.

De wandeling zou alleen met gids mogelijk zijn. Dan eerst maar naar de koffieplantage, vanwaar je weer naar een mirador kunt lopen. De plantage is niet meer in gebruik en als een museum ingericht. De boerderij is nu een restaurant en de terrassen, droogmolen, slavenklok en alles wat bij de koffieproductie hoort, zijn in goede staat.


Het pad naar de mirador blijft redelijk op gelijke hoogte en is met het warme weer goed te doen. Rondom ons zien we veel verschillende vogels waaronder een kleine blauwe kolibrie en een rood-witte vogel met zwarte kap, de nationale vogel van Cuba. Ook de bloemenpracht is overweldigend met veel kleuren en vormen. De afslag naar de mirador ligt verscholen tussen manshoog gras. In eerste instant lopen we, gevolgd door een groepje Australiërs met lokale gids (!) een paar kilometer te ver door. Het uitzicht van de uiteindelijke mirador haalt het niet bij dat van gisteren en ook de gieren blijven op te grote afstand.

Eigenwijs gaan we toch even kijken bij de Banjos de San Juan en voor het bijbetalen van het bedrag waarvoor we vanochtend korting hebben gekregen, kunnen we toch naar binnen. Wat je niet begrijpt, sla je maar over. Inderdaad is een gedeelte van dit natuurlijke badencomplex, waar volgens San Juan, een geneeskrachtige werking van uit gaat, niet toegankelijk. Verder kunnen we, net als de Cubaanse families doen op deze feestdag, picknicken en zwemmen in het koele water.

Na afloop van onze duik brengen we een bezoek aan het dorp Las Terrazes dat als een soort modeldorp is gebouwd en geheel bestaat uit wit-blauwe en wit-rode huisjes aan een meer. In verschillende huizen wonen kunstenaars en zijn ateliers gevestigd. We eten iets in het boothuis, waar een oud echtpaar je voor een peso onnodig een parkeerplaats aan de kant van de weg aanwijst en waarnaast je op een zitje langs een kabel over het meer kunt zweven. Misschien volgend jaar ook bungy jumpen in Cuba?

De stop bij het meer van de Cafetal Buena Vista houden we kort. Niet veel dagen zullen we een zwembad bij het hotel hebben en de Mojito's lokken.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten