Waarom Cuba
In Havana schreef Ernest Hemingway (het kan geen toeval zijn dat hij voornaamgenoot was van Ernest Che Guevara) The Old Man by the Sea. Het lukt de oude Santiago niet om de enorme vis, die hij na 84 dagen zonder iets gevangen te hebben, had weten te bevechten, heelhuids aan land te brengen. Met lege handen stort hij thuis op zijn matras en wordt opgevangen door de jongen die hij zelf als visser heeft opgeleid. Zijn Fidel en Raoul Castro de oude mannen en staat Cuba met lege handen? En wie is dan de jonge visser? Tijdens een reis door Cuba van Havana naar Vinales in het westen, Santiago en Baracoa in het oosten, willen we dit ontdekken.Het fascineert me hoe mensen elkaar beperkingen opleggen in hun dagelijks leven of erger nog elkaar controleren en in de gaten houden. Misschien is het ooit begonnen vanuit een oprecht positieve gedachte. Hoe zou dit zijn in het land van de idealen van Che Guevara en Fidel Castro? Zij aan zij gevochten tegen dictator Batista en de Amerikanen en met de bedoeling het land en zijn bezittingen te verdelen onder het volk? Onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen. Dat is gelukt, maar verder staat het land niet aan de rand van de afgrond, maar economisch gezien midden in de afgrond. Broer Raoul Castro heeft gezegd: 'Ik blijf nog tot 2018 aan de macht.' En dat was ook voor ons - mijn vriend Martijn en ik - de reden om het land te bezoeken voordat de te verwachte veranderingen in economie en maatschappij definitief doorbreken. CUBA LIBRE!
Wachten
We beginnen de eerste reisdag in stijl, al weten we het zelf nog niet: wachten en wachten. 'Dat is Cuba,' zou Anneke zeggen, ze heeft een groot deel van onze reis geregeld en dat blijkt achteraf niet voor niets. Regelen in Cuba kost heel veel tijd. Tijdens onze reis ontmoeten we in Trinidad een groepje Fransen, ze verzuchten dat ze regelmatig een paar uur bezig zijn om een casa te vinden of een auto te huren en een jonge Deense vertelt in Baracoa (helemaal in het oosten van Cuba) dat ze een dag bezig is geweest met het regelen van de busreis tussen Havana en Baracoa en dat ze nog steeds aan het uitzoeken is hoe ze op een goed duikadres terecht kan komen. Die zijn er wel, maar als je geen eigen huurauto hebt en het eigenlijk niet gewenst is dat je een busplaats van de Cubanen inneemt, wordt het lastig.
Ruim voor de drie uur die nodig zijn voor alle formaliteiten dropt buurvrouw Lidwina ons op de Amsterdamse luchthaven. Gelukkig hebben we tijdens de borrel op kerstavond terloops vermeld dat we zeven uur 's ochtends moesten vertrekken. In no-time hebben we alles achter de rug en staan nog voor acht uur achter de douane: koffie-shoppen-broodje-plassen en dan vertrekt onze vlucht naar Madrid veel later dan gepland. Zoveel later dat we de aansluiting in Madrid naar La Habana dreigen te missen.
Achter man in uniform hollen we, samen met de overstappers naar Miami, door de lange gangen van de luchthaven in Madrid naar onze gate. Hijgend kijken we verbaasd naar de gelaten drukte op de stoelen rondom de boardingbalie: vlucht naar Havana drie uur vertraagd vanwege een technisch mankement.
Het is net donker wanneer het vliegtuig vertrekt en we realiseren ons dat het de hele vlucht, tien uur lang, donker zal blijven: we vliegen langs de tijdgrens en verlengen onze dag met zes uur. Aan het einde van de reis, worden die ons net zo hard weer afgenomen.
De warmte op de luchthaven José Marti pakt ons in alsof we als een braadslee de oven in worden geschoven. Waarom hebben we die spijkerbroek aangetrokken? We proppen onze jas en sweaters onder de riemen van de rugzak en verwachten niet dat ze de achterbak van onze huurauto zullen verlaten. Drie weken lang dertig graden of meer, het blijft vreemd voor ons noord-, west- en Ruslandgangers.
Tussen vierhonderd andere verveelde passagiers wachten we naast de kleine krakkemikkige loopband waarop af en toe enkele koffers en rugzakken vallen vanuit het gat onder het bord met ons vluchtnummer UX051. Sommige mensen vinden iets van hun gading, andere koffers draaien vruchteloos hun rondje. Tot na lang wachten ineens de mensenmassa aan de andere kant van de band zich omdraait en zich naar de naastliggende band - zonder bordje - spoedt; in sneltreintempo worden alle bagagestukken op de band uitgestort.
Klaar voor de volgende stap: de gele poloshirts behorende bij de transfer naar de stad vinden. De balie is snel gevonden en een vriendelijke dame knikt ons toe, maar nu nog een auto die ons naar de stad brengt.Of we eerst geld willen wisselen? Het is twaalf uur 's nachts en voor ons eigenlijk zes uur in de ochtend, we zijn klokje rond in touw en de rij voor de cambio is lang. We willen naar de casa, naar een douche en een bed. Er volgt een hoop geregel, handje-klap en Spaans geratel, met als resultaat een taxichauffeur die ons inwijdt in de mores van het Cubaans verkeer: gaten in de weg, weinig verkeer en ook weinig regels of misschien wel regels, maar naar eigen inzicht geïnterpreteerd. De chauffeur wijst ons op de Plaza de La Revolucion, het Capitolo en het Gran Teatro. Over een brede allee komen we in allengs smaller wordende straatjes, het asfalt wordt minder en de huizen zien er van buiten vervallen uit alsof we in een achterbuurt van een Engelse detective terecht zijn gekomen.
Binnen in de casa heet Katy of wat later haar dochter blijkt te zijn ons hartelijk welkom. De prachtig met donker houten meubels ingerichte en mooi geschilderde woning staat in schril contrast tot de buitenomgeving. Later horen we hierover van één van onze gidsen: 'de overheid verwaarloost de openbare ruimte, maar binnen is het eigendom van de mensen en 'your home is your castle'.' Waarschijnlijk slapen we in de master bedroom, alles is paars en ingericht in koloniale stijl. We nemen een douche en liggen vervolgens klaar wakker op bed: in Nederland is het inmiddels tijd om op te staan.
De eerste dag in La Habana
De gastvrouw serveert een overheerlijk Cubaans ontbijt met tortilla-eieren (omelet), een schaal vruchtpartjes van ananas, mango, banaan, sinaasappel en papaja, thee en koffie, verschillende broodjes en versgeperst mangosap.
De brede allee blijkt die van José Marti te zijn, één van Cuba's helden. Hij heeft de Cubanen van de Spanjaarden verlost en gezorgd voor hun onafhankelijkheid. Het voetgangersgedeelte is verhoogd en omgrensd door palmen. Aan beide zijde rijdt een bonte stoet Amerikaanse auto's uit de jaren veertig en vijftig, zoals Buicks en Chevroletten. Sommigen zijn mooi opgeknapt en in gebruik als taxi, andere zitten dof in de lak en worden met moeite bij elkaar en rijdend gehouden.
In een oude apotheek staan de porseleinen potten en kruiken in hoge houten apothekerskasten opgesteld. Buiten staat her en der een straatverkoper met zijn stalletje fruit en verder is er eigenlijk geen winkel te bekennen. Als je al geld hebt in Cuba, is er niets om te kopen.
Plaza de Armes, Plaza de la Catedrale, het ene plein groen, rustig en idyllisch, het andere druk en omzoomd door vervallen gebouwen, tot een plein met opgeknapte kleurrijke gebouwen met galerijen op pilaren ervoor.
Met onze, na uiteraard lang wachten, bemachtigde CUC's, strijken we neer op een terrasje. Mijn eerste kopje Cubaanse koffie is een Bombon-café, opgebouwd uit strakke laagjes warme koffie, mokka en koude melk. Koffie en chocolade zijn hier van goede kwaliteit.
Onze eerste dag bestaat uit acclimatiseren. We bezoeken een veel te toeristische markt, waar Martijn zijn eerste Cubaanse sigaren koopt. Dat hoort er toch bij als je in Cuba bent, ook al komen we zelf uit sigaren-exportland nummer één van de wereld. Op de trappen van een museum genieten we van een 'op-stelten' show van straatkunstenaars en we slenteren over de boulevard langs de Canal de Entrada naar de Baya de Habana die in verbinding staat met de Atlantische Oceaan. Op de koppen van beide zijden van het Kanaal staat een fort uit de zeventiende eeuw. Zowel de Spanjaarden als de Britten waren geduchte vijanden van Cuba.
Om ons heen wordt druk getoeterd, 'taxi' geroepen en staan mannen en vrouwen in zogenaamde authentieke kleding en een dikke sigaar in hun mond klaar om voor een peso met je op de foto te gaan en daarmee hun magere staatspensioen aan te vullen.
VIVA CASTRO
In de buurt van onze casa komen we, op zoek naar grote flessen water, terecht in een louche winkeltje. Stapels rijst, suiker en meel liggen hoog opgestapeld. Een lange, donkere jongen met een slecht gebit en een mooie vriendin in een dun jurkje spreekt ons aan. We begrijpen dat dit de winkels voor de Cubanen zijn, waar ze met bonnen hun basisproducten kunnen komen, niet echt bedoeld voor ons met onze toeristische CUC's. 'Houden jullie van Ché?'vraagt hij (ja), 'Waar komen jullie vandaan?' (La Holanda), 'Houden jullie van muziek?' (dat hangt er vanaf). Hij neemt ons mee naar een nog donkerder kroegje aan de overkant van de straat. Handjes schuddend met de bezoekers van het café troont hij ons mee naar een ver hoekje. Tegen de muur staat een klein tafeltje met een oude typemachine erop. 'Hier heeft Ché veel van zijn pamfletten geschreven,' vertelt de jongen. Het meisje glimlacht. We zullen nog vaak over dit soort dingen aangesproken worden, de waarheid zal wel ergens in het midden liggen. De jongen vertelt dat hij muzikant is en dat hij nu wel een drankje lust.
Teruggekomen in onze casa, is daar ook de Engels sprekende schoonzoon en een rap van de tongriem gesneden 'vriendin van het huis'. De eigenaren zelf zijn op bezoek bij familie elders in het land tijdens oud en nieuw. We begrijpen dat op die ene etage de ouders wonen, een volwassen zoon en een volwassen dochter met haar man en kind. Zeker in Havana is de woningnood groot, de ooit aanzienlijke herenhuizen van de bourgeoisie zijn opgesplitst en worden steeds verder verdeeld onder de kinderen. Het is noodzakelijk dat je bij één van de ouders, meestal die van de vrouw, intrekt. Het echtscheidingspercentage is hoog in Cuba.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten